Teksten moeten duidelijk zijn, dat vindt iedereen. Maar wat is duidelijk? Lekker kort toch? Want dat snapt iedereen! Dat valt nog maar te bezien.

Wie duurzaam communiceert, maakt gebruik van heldere teksten die eerlijk en geloofwaardig zijn – die kortom het hele verhaal vertellen. Dat staat soms op gespannen voet met de lengte van een tekst en de woordkeus die daarin wordt gebezigd. Want teksten moeten tegenwoordig vooral kort en simpel zijn. “Mensen lezen niet meer!” is meestal het argument. “En al helemaal niet op een beeldscherm!”

Tja, waarom zou je dan überhaupt nog proberen om iets met woorden op een website duidelijk te maken?

De cultus rond taalniveau B1

Laten we eerst eens kijken wat er in de praktijk wordt bedoeld met kort en simpel. Een rondje langs de velden van de tekstadviseurs levert het volgende op: korte alinea’s, korte zinnen, simpele woorden. Strooi dus vooral met veel witregels – zoals ik hierboven al meteen heb gedaan. Zet gauw weer een punt – zoals ik hiervoor heb gedaan. En put uit de beperkte vocabulaire van de gemiddelde Nederlander – kijk, daar ga ik al de mist in. Vocabulaire. Moeilijk woord.

Kortom, luchtige en hapklare brokken. Klinkt logisch.

Er is zelfs een hele cultus omheen gebouwd. De mensen die tekstschrijvers inhuren, eisen tegenwoordig van de beroepsgroep dat die ‘taalniveau B1’ hanteert. ‘95% van de Nederlandse bevolking’ zou namelijk in staat zijn om teksten op B1-niveau te lezen en te begrijpen. Genoeg tekstschrijvers zitten met de handen in het haar vanwege die eis, maar die kunnen gelukkig op cursus. De afgelopen jaren zijn de cursussen ‘B1-schrijven’ immers als paddenstoelen uit de grond geschoten. Niet alleen tekstschrijvers volgen ze, maar ook beleidsmedewerkers die begrijpelijke nota’s moeten schrijven, en medewerkers op een afdeling klantenservice die boze klanten voortaan niet meer mogen afschepen met ambtelijke formuleringen en afschrikwekkend jargon.

Prachtig natuurlijk, want zeker bij die ambtenaren en servicemedewerkers zal er altijd verbetering optreden. Toch is er weinig nieuws onder de zon, want veel tips uit die B1-cursussen staan al decennia in allerlei handboeken voor begrijpelijk schrijven. Oude wijn in nieuwe zakken. Maar is daarmee het hele verhaal verteld? Nee, want de B1-apostelen schieten door in hun zendingsdrift: bondigheid en eenvoud zijn niet alleen heilig, maar zouden zelfs toetsbaar zijn. Alles wat riekt naar een beetje lengte of nuance, kan rekenen op de toorn van de B1-afgod. Laten we daarom eens duurzaam communiceren over het B1-evangelie.

Zegt taalniveau B1 iets over Nederlandse taalvaardigheid?

Eerste vraag: waar komt dat B1 eigenlijk vandaan? Tweede vraag: welke wetenschappelijke basis hebben de adviezen die voortvloeien uit het B1-dogma? En de hamvraag: is kort en simpel wel altijd zo duidelijk?

Leesniveau B1 blijkt een van de zes leesniveaus te zijn in het zogenaamde Gemeenschappelijke Europese Referentiekader. De niveaus lopen op van A1, A2 en B1 tot B2, C1 en C2. Tekstbureau BureauTaal pikte die niveaus ergens in de jaren negentig op, om er vervolgens goede sier mee te maken. Let op, mensen! EU-richtlijnen! Daar moeten we ons aan houden! En dat deden we, massaal. Vooral bij de overheid, waar de angst voor Brussel er goed in zit. Alle lof kortom voor het marketinggenie bij BureauTaal, maar helemaal kloppen doet hun redenering niet.

Dat Europese Referentiekader blijkt namelijk te zijn opgesteld voor Europese burgers die binnen de Unie een tweede taal willen leren. Met andere woorden, A1 tot en met C2 zijn normeringen die helemaal niet over moedertaalsprekers gaan, maar over volwassenen die met behulp van een taalcursus vaardig willen worden in een vreemde taal. De codes classificeren de zwaarte van zo’n taalcursus. Als je op A1-niveau spreekt, kun je met handen en voeten ‘un pain comme ça’ bij de boulanger bestellen. En een B1-spreker? Die kan in gesprekjes met de inheemse bevolking aardig meekomen.

Kun je zo’n classificatie zomaar gebruiken om iets te zeggen over het inzicht dat Nederlanders in hun moedertaal hebben? Natuurlijk niet. Eigenlijk is er verrassend weinig wetenschappelijke kennis over de tekstvorsende capaciteiten van Nederlanders. Juist daarom heeft NWO vorig jaar een enorm bedrag beschikbaar gesteld om onderzoek te doen naar wat teksten eigenlijk begrijpelijk maakt. Waar komt dan die uitspraak vandaan dat 95 procent van de Nederlanders taalniveau B1 begrijpt? Uit de hoge hoed, zo blijkt uiteindelijk, waarna het een eigen leven is gaan leiden.

Het niet-duurzame effect van kort en simpel

Bovendien kunnen B1-adviezen – en dat is misschien nog het ergste – het tegenovergestelde effect bereiken. Teksten zouden weleens minder begrijpelijk kunnen worden. Extra punten en witregels rukken immers verbanden weg die er tussen zinnen bestaan: een lange zin splitsen en inkorten doe je meestal door de ‘signaalwoorden’ te schrappen. Dat zijn in veel gevallen de voegwoorden (ingewikkelde grammaticale term, sorry) die het verband tussen het eerste en tweede deel van de zin duidelijk maken: ‘want’ geeft, zoals we weten, het vervolg van de zin een andere draai dan ‘hoewel’. Schrap het voegwoord om er twee korte B1-zinnen van te maken en lezers moeten het verband maar zelf ontdekken.

Teksten moeten niet kort en simpel zijn, ze moeten een boodschap overbrengen. Als ze daarvoor kort en simpel kunnen zijn, des te beter. Meestal gaat het dan ook om een eenvoudige boodschap. Maar niet alle boodschappen zijn eenvoudig. Sommige vragen om nuance. Schrap die nuance dan niet, puur omdat je wilt gehoorzamen aan het B1-dictaat.

Als je eigenlijk een genuanceerde boodschap hebt, is het sowieso verstandig om daar een gehoor bij te zoeken dat die nuance kan aanvoelen. Vertel je vervolgens om B1-redenen maar de halve waarheid, dan neem je je publiek niet serieus. Zo’n communicatieaanpak doet afbreuk aan een duurzame relatie met je doelgroep en kan je vroeg of laat duur komen te staan.